“Een basishouding die iedere medewerker moet hebben”

Om de eenduidigheid binnen de organisatie te vergroten, ontwikkelde Talant een eigen basisbegeleidingsmodel: BRAVO!. Gericht op de mogelijkheden en eigen regie van cliënten met een verstandelijke beperking. Maar hoe zorg je dat zo’n model ook echt landt bij begeleiders? Met hulp van het Zorgondersteuningsfonds voerde Talant participatief onderzoek uit naar de beste manier om BRAVO! te implementeren. Ynske Tiekstra, projectleider BRAVO!, vertelt.

“BRAVO! staat voor Betrouwbaar, Respectvol, Afstemmen en aansluiten, Veilig vrijheid geven en Ontdekken stimuleren. Voeg daar methodisch en systeemgericht werken aan toe en je hebt de basishouding die iedere medewerker moet hebben: zo ga je met elkaar om, ook als collega’s. Het is zo herkenbaar voor iedereen dat het heel simpel lijkt. Maar in de uitwerking is het best moeilijk. Want wanneer ben je betrouwbaar volgens de cliënt? En hoe spreek je als team elkaar daarop aan? Werken we wel vanuit respect? Hebben we genoeg aangesloten en genoeg veiligheid en vrijheid gegeven? Om BRAVO! echt onderdeel te laten zijn van het dagelijks handelen, moet je het goed implementeren. Hoe we dat het beste kunnen doen, hebben we met steun van het Zorgondersteuningsfonds onderzocht.”

Ynske Tiekstra

“We zijn begonnen met 3 pilotteams. We vroegen de begeleiders wat zij nodig hebben om volgens BRAVO! te werken. De begeleiders waren dus mede-onderzoekers. Ze kwamen ook zelf met ideeën. Zoals de Kletspot, een speelse manier om met elkaar in gesprek te gaan. We ontwikkelden verschillende werkvormen en een e-learning, om begeleiders te laten kennismaken met BRAVO!. Ook maakten we een handreiking casuïstiek op basis van de 5 BRAVO!-letters, met een beslismodel. En een planbespreking met verwanten volgens BRAVO!. Want BRAVO! moet in alle werkprocessen terugkomen. Net zoals ook leidinggevenden en gedragskundigen het in hun DNA moeten krijgen. BRAVO! moet in alle lagen van de organisatie gemeengoed worden, anders gaat het niet lukken.”

“Vervolgens hebben we met 13 teams een implementatietraject doorlopen. Dat werd enthousiast ontvangen. En dankzij een nulmeting zagen we dat de teams zich ook echt ontwikkelden. Natuurlijk is het ene team verder in bijvoorbeeld elkaar op dingen aanspreken dan het andere team. Daarom is het belangrijk om goed aan te sluiten bij elk team. Ditzelfde traject kunnen we nu met alle teams doorlopen. We wachten alleen nog op het goede moment. Want we willen het natuurlijk wel in één keer goed doen.”

“Jobcoaches hebben een belangrijke verbindende rol”

De jobcoaches van Middin en Cordaan zijn vaak heel succesvol in de begeleiding van cliënten met LVB+ naar betaald werk. Maar hoe ze dat precies doen, kunnen ze niet goed onder woorden brengen. Met steun van het Zorgondersteuningsfonds lieten Cordaan en Middin onderzoek doen naar de werkzame elementen van hun aanpak. “Jobcoaches zijn een schakel tussen de cliënt, de werkgever en de persoonlijk begeleider”, vertelt projectleider Daniëlle Dijs.

“Bij Cordaan en Middin werken we met het methodisch kader LifeWise voor de begeleiding van mensen met een licht verstandelijke beperking en complexe bijkomende problematiek (LVB+). LifeWise geeft handvatten om deze cliënten te begeleiden naar een zo zelfstandig mogelijk leven. De 16 handvatten zijn verdeeld over 4 pijlers. ‘Zorgen voor betekenisvol werk of een betekenisvolle daginvulling’ is een van de handvatten onder de pijler ‘inbedden’.”

Daniëlle Dijs

“Zorgen voor betekenisvol werk is de taak van onze jobcoaches. En daar zijn ze heel goed in. Maar als je vraagt wat ze precies doen, kunnen ze dat niet goed beschrijven. Gevoel en intuïtie spelen een belangrijke rol. Met steun van het Zorgondersteuningsfonds hebben we Amsterdam UMC en Leyden Academy on Vitality and Ageing gevraagd een onderzoek uit te voeren: het onderzoek JobWise. Ze concludeerden dat jobcoaches een belangrijke verbindende rol hebben. Ze zijn een schakel tussen de cliënt, de werkgever en de persoonlijk begeleider. In die verbindende rol onderscheiden de onderzoekers 7 werkzame elementen: doen, inleven, ondersteunen, vertalen, aanhouden, behartigen en reflecteren. ‘Doen’ staat bijvoorbeeld voor de dingen die de jobcoach samen met de cliënt doet. Zoals samen werkzaamheden oefenen en samen op gesprek gaan. Naast de 7 werkzame elementen is de relatie met de cliënt heel belangrijk. Ook hierin staat verbinding centraal. Want alleen dan kan vertrouwen ontstaan. Dit moet zorgvuldig en in stapjes gebeuren en kost dus tijd.”

“Nu we de werkzame elementen kennen, gaan we daar zelf verder woorden aan geven. Dat doen we samen met de jobcoaches. Per werkzaam element kijken we hoe de jobcoaches het toepassen. Bijvoorbeeld door ze te vragen hoe ze het aan een nieuwe jobcoach die morgen begint zouden uitleggen. Hoe ziet het er concreet uit in het dagelijks werk? Zo kunnen we hun aanpak overdraagbaar maken. En waar nodig verbeteren. Zodat nog meer cliënten met LVB+ naar betaald werk kunnen doorstromen.”

Hieronder zie je een video over het inmiddels afgeronde project.

“Ook psychiatrische patiënten willen prettige sociale contacten hebben”

Sociale contacten zijn belangrijk voor iedereen. In de begeleiding van psychiatrische patiënten is echter nog te weinig aandacht voor het opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk. Met steun van het Zorgondersteuningsfonds onderzoekt Barbara Montagne, klinisch psycholoog bij GGz Centraal, welke tools kunnen helpen.

“Contacten met familie, vrienden en kennissen: voor de meeste mensen is het vanzelfsprekend. Maar niet voor iedereen. Voor psychiatrische patiënten is het een enorme uitdaging om een gezond sociaal netwerk op te bouwen. En vervolgens ook te onderhouden. Dat komt deels door hun problematiek, maar ook doordat ze vaak al een tijd uit de maatschappij zijn. Toch wil ook deze doelgroep – net als ieder ander mens – prettige sociale contacten hebben!”

Barbara Montagne

“Met behandelaren en patiënten ben ik gaan kijken of de begeleiding voldoende aandacht heeft voor het sociale leven. Veel patiënten gaven aan dat de aandacht meestal naar iets anders uitgaat. Zeer begrijpelijk, maar het ontbreken van sociale contacten heeft wel invloed op hun kwaliteit van leven. Ook uit de literatuur blijkt dat veel behandelingen onvoldoende in staat zijn sociale aspecten mee te nemen. Voor mij was het duidelijk: hier moeten we iets mee.”

“Mijn onderzoeksveld is de sociale cognitie. Sociale cognitie gaat over hoe mensen de sociale wereld om hen heen zien en begrijpen. Uit de praktijk blijkt dat psycho-educatie en uitleg over sociale cognitie patiënten kunnen helpen om beter te begrijpen waarom sociale contacten stroef kunnen lopen. Eerder ontwikkelde ik een training over een specifiek onderdeel van de sociale cognitie: het herkennen van emotionele gezichten. Mijn eerste onderzoeksvoorstel was dan ook gericht op deze trainingsmethodiek. Maar dankzij de feedback van de programmacommissie van het Zorgondersteuningsfonds heb ik het nu over een heel andere boeg gegooid. In plaats van mijn onderzoek te richten op een door mij gekozen interventie – een training gericht op het herkennen van emoties – ga ik nu samen met patiënten en behandelaren zoeken naar oplossingen die aansluiten bij hun behoefte.”

“Ik begin met informatie ophalen bij patiënten en de teams. Vervolgens kijken we welke oplossingen haalbaar en praktisch uitvoerbaar zijn. En welke oplossingen patiënten willen proberen. Die oplossingen toetsen we in de praktijk, waarbij we nauwlettend volgen wat helpt en wat beter kan. Dit heet participatief actieonderzoek, een vorm van onderzoek die ik nog niet kende. Maar ik vind het wel ontzettend leuk! Maar nog belangrijker: met steun van het Zorgondersteuningsfonds kan ik nu 2 à 3 tools ontwikkelen die patiënten echt kunnen helpen hun dagelijkse sociale leven beter op de rit te krijgen.”

“Een signaleringsplan op maat op de smartphone”

De meeste cliënten met ernstige psychische aandoeningen hebben hun signaleringsplan niet altijd bij de hand, maar hun smartphone wel! Kan een signaleringsplan op de smartphone misschien uitkomst bieden? Met steun van het Zorgondersteuningsfonds onderzocht verpleegkundig specialist José Bom wat de app Mijn Oplossingen voor cliënten kan doen. “Het zelfvertrouwen van de meeste cliënten nam toe.”

“Voor dit onderzoek zijn zo’n 100 cliënten van GGZ Drenthe de app Mijn Oplossingen gaan gebruiken. Acht van hen heb ik uitgebreid geïnterviewd. De resultaten waren overwegend positief. Heel mooi vond ik bijvoorbeeld dat cliënten hun problemen als uitdagingen gingen zien. Dus niet ‘ik slaap slecht’, maar ‘ik wil beter slapen’. Of ‘ik wil mijn eetbuien voorkomen’. De cliënt met de eetbuien had muziek en foto’s in de app gezet, voor als ze een eetbui voelde aankomen. In haar signaleringsplan stond dat ze dan afleiding moest zoeken. Met de app kon ze dat met één druk op de knop doen. Ook prettig aan een app op de telefoon: het valt niet op als een cliënt zijn signaleringsplan en persoonlijke oplossingen raadpleegt. Want iederéén zit continu op zijn telefoon. Een van de cliënten vond het heel spannend om met de bus te reizen. In het bushokje kalmeerde hij zichzelf door foto’s te kijken in de app. Niemand vond dat gek.”

José Bom

“Voor veel cliënten was de app dus echt een uitkomst. Ze voelden zich gesterkt. Hun zelfvertrouwen nam toe, net als hun gevoel van zelfstandigheid. Ze konden immers zelf beslissen wat en wanneer ze iets wilden inzetten. Maar niet alle cliënten konden er goed mee overweg. Eén cliënt vertelde bijvoorbeeld dat ze erg chaotisch wordt als ze slecht slaapt. Dan kon ze ook de app niet goed gebruiken. Ze vergat steeds haar wachtwoord. Het frustreerde haar enorm dat ze telkens een nieuw wachtwoord moest aanvragen. Het maakte haar zelfs achterdochtig.”

“Uit het onderzoek kwamen ook tips naar voren. Bijvoorbeeld dat cliënten met de app moeten oefenen op momenten dat ze zich goed voelen. Zodat ze het zich eigen kunnen maken. En snel hun oplossingen kunnen vinden als dat een keer nodig is. Ook is het belangrijk dat de hulpverleners rondom de cliënt begrijpen hoe de app werkt. Zodat ze kunnen helpen als de cliënt er zelf niet uitkomt. En er moet een laagdrempelige helpdesk zijn. Bij voorkeur een helpdesk waar cliënten face-tot-face terechtkunnen. Om even samen naar de app te kijken. Anders blijft het al snel te abstract.”

José voerde het onderzoek uit als verpleegkundig specialist bij GGZ Drenthe. Inmiddels werkt ze als verpleegkundig specialist bij GGz Centraal.

In deze video ziet u een uitleg over het onderzoek.

Video over het onderzoek naar signaleringsplan-applicatie ‘Mijn oplossingen’.

“Leerboek palliatieve zorg voor mensen met een psychiatrische stoornis”

Ook mensen met een psychiatrische aandoening moeten goede palliatieve zorg krijgen. Maar in de praktijk gebeurt dat niet altijd. Omdat de kennis ontbreekt om hen goed te verzorgen. Met steun van het Zorgondersteuningsfonds schreven verpleegkundig specialist Heidi de Kam en geestelijk verzorger Hennie Kievit, beiden werkzaam bij GGz Centraal, een leerboek: ‘De helikopter van Victor. Palliatieve zorg in de psychiatrie’.

“GGz Centraal heeft sinds 2011 een palliatieve unit waar mensen met een psychiatrische aandoening én een ongeneeslijke lichamelijke ziekte in de laatste levensfase zorg krijgen. De unit is er vooral voor mensen van buiten. Want onze eigen cliënten blijven ook in de palliatieve fase zoveel mogelijk in hun eigen woonomgeving. Onze palliatieve unit is vrij uniek. We merken dat we in een behoefte voorzien. En we krijgen zoveel vragen van andere organisaties! Dat bracht ons op het idee om een leerboek te schrijven. Voor al die zorgverleners van andere organisaties die om deze kennis verlegen zitten.”

Heidi en Hennie

“In ons boek ‘De helikopter van Victor. Palliatieve zorg in de psychiatrie’ staan 14 casussen uit de praktijk centraal. Uit die casussen hebben we een aantal thema’s gehaald, de hoofdstukken van ons boek. Pijn is bijvoorbeeld zo’n thema. Want de pijnbeleving van mensen met een psychiatrische aandoening is vaak anders. Ze geven op een heel andere manier pijn aan en hebben een enorm hoge pijndrempel. Ook angst, bijvoorbeeld voor medicatie, speelt een belangrijke rol. Maar we besteden ook aandacht aan aandoeningen, zoals verslaving of schizofrenie. Het laatste hoofdstuk gaat over mensen met hersenkanker. Strikt genomen is dat natuurlijk geen psychiatrische aandoening. Maar door uitzaaiingen in de hersenen ontwikkelen deze mensen vaak wel psychiatrische problemen.”

“We hopen natuurlijk dat veel verpleegkundigen ons boek gaan lezen. Want het is belangrijk dat zorgverleners weten dat palliatieve zorg voor mensen met een psychiatrische aandoeningen echt anders verloopt. En dat ze bij deze doelgroep van de landelijke richtlijnen voor palliatieve zorg mogen – zelfs moeten – afwijken. Om de kennis nog verder te verspreiden geven we ook trainingen. Aan verpleegkundigen in hospices, ziekenhuizen en de thuiszorg, die vaak weinig kennis hebben van de psychiatrie. Maar ook aan ggz-verpleegkundigen, die vaak minder weten van de palliatieve kant. Zo hopen we bij te dragen aan de best mogelijke zorg voor mensen met een psychiatrische aandoening in de laatste levensfase. Want dat is uiteindelijk ons doel.”

In onderstaande video leggen de onderzoekers de resultaten van het onderzoek uit.

In dit filmpje leggen de onderzoekers de resultaten van het onderzoek uit.

“In twee jaar tijd ben ik enorm gegroeid”

Maarten Wirtz, fysiotherapeut bij Topaz Revitel, is al jaren bezig met innovatie. Vanuit de praktijk zoekt hij naar manieren om de zorg te verbeteren. Om zijn theoretische basis te versterken, volgde hij de masteropleiding Innovatie in Zorg en Welzijn aan de HU. Het Zorgondersteuningsfonds maakte dat mogelijk. “Het heeft me heel veel opgeleverd.”

“Ik ben al sinds 2012 bezig met innovatie: van beeldschermtechnologie en apps tot kleine aanpassingen in de dagelijkse zorg. Out of the box denken en nieuwe mogelijkheden zien vind ik ontzettend leuk. Mijn uitgangspunt is de zorg verbeteren voor cliënten. Praktijkervaring heb ik genoeg, maar de theoretische basis ontbrak nog een beetje. Daarvoor wilde ik de masteropleiding Innovatie in Zorg en Welzijn volgen. Maar ik zag het niet zitten om een opleiding naast mijn werk te doen. Dankzij het Zorgondersteuningsfonds kon ik twee jaar lang twee dagen per week aan mijn studie besteden: één dag school en één dag om te studeren.”

Maarten Wirtz

“In twee jaar tijd ben ik enorm gegroeid. Voor een literatuurstudie of een goede samenvatting van onderzoeksresultaten draai ik mijn hand nu niet meer om. Minstens zo waardevol is dat ik veel over mijzelf heb geleerd. Zo kwam ik er tijdens de opleiding achter dat ik een systeemdenker ben. Ik kan dingen goed overzien, maar vond het moeilijk om te ‘trechteren’. Voor mij is alles interessant! Tijdens de intervisiegesprekken, die een belangrijk onderdeel zijn van de opleiding, krijg je goed inzicht in jezelf. En worden technieken aangereikt om met je ‘valkuilen’ om te gaan.”

“Mijn eindproduct is een onderzoek naar cliënten die op de zorg moeten wachten nadat ze op de oproepknop hebben gedrukt. Uit de literatuurstudie en de probleemanalyse kwam naar voren dat dit een ‘geaccepteerd’ probleem is. We vinden het dus normaal. En dan kan het gebeuren dat een cliënt na het douchen bloot in de badkamer op de zorg zit te wachten. Ik vind dat niet normaal. Want met de juiste inzichten en de juiste middelen kun je echt iets aan dat wachten doen. Ik heb drie manieren ontwikkeld om het verpleegoproepsysteem te verbeteren. Ook geef ik concrete tips. Binnen Topaz willen ze nu verder met mijn onderzoek. Daarnaast doe ik nu mee aan een groot domoticaproject binnen Topaz. En ik word regelmatig gevraagd om te praten over innovatie in de zorg. Allemaal leuke dingen, waar ik me nu nog beter toegerust voor voel.”

“De zelfredzaamheid van cliënten is enorm toegenomen”

Mensen met een autismespectrumstoornis ervaren doorlopend stress. Omdat ze geen grip krijgen op prikkels in hun dagelijks leven. Met steun van het Zorgondersteuningsfonds en samen met TNO ontwikkelde Yvette Roke, psychiater bij GGz Centraal, SAM: een gepersonaliseerde app die mensen met autisme op maat voorziet van signalen, tips en uitleg.

“Stel je eens voor dat je plotseling in China staat en je daar moet zien te redden. Zo ontredderd voelt iemand met autisme zich elke dag. Voor mensen met autisme is het enorm moeilijk om te vertellen wat er in het dagelijks leven allemaal op hen afkomt. Maar de stress ervaren ze wel. Vaak zodanig dat ze in een neerwaartse spiraal terechtkomen. Ze slapen slecht, vallen uit op hun werk en relaties lopen stuk. Om mensen met autisme meer grip op het dagelijks leven te geven ontwikkelden we de app SAM. SAM staat voor stress autism mate. De app meet 4 keer per dag hoe het met de gebruiker gaat. En geeft persoonlijke tips om de stress te verminderen. Na verloop van tijd leert de gebruiker patronen herkennen.”

Yvette Roke

“We ontwikkelden de app samen met cliënten. Zij gaven ontzettend goede feedback. Zo konden we 10 vragen over stress speciaal voor mensen met autisme maken. Ook voegden we op aanraden van de cliënten een controlevraag toe. De controlevraag verifieert of de gebruiker inderdaad lichte, matige of ernstige stress ervaart. Want soms is er gewoon iets anders aan de hand. Dan heeft de gebruiker bijvoorbeeld slecht geslapen. De app legt dit dan uit.”

“SAM heeft meer gebracht dan ik had durven hopen. We hebben de eerste groep gebruikers van SAM 6 maanden gevolgd. In die tijd deden we 3 metingen, de laatste nadat de cliënten de app 2 maanden niet hadden gebruikt. Uit de metingen blijkt dat de subjectieve kwaliteit van leven en de zelfredzaamheid van cliënten enorm is toegenomen, op korte én langere termijn. Cliënten zijn bijvoorbeeld in staat om bij terugkerende stress (praktische) hulp aan familie te vragen. Dat is heel bijzonder voor mensen met autisme.”

“Een aantal cliënten die aan het onderzoek deelnamen zijn inmiddels bij ons uitgeschreven. En met de andere cliënten die meewerkten zijn we nu aan het afsluiten. De app leert mensen dus echt om zelfredzaam te zijn. Er is sprake van een blijvend effect. SAM geeft cliënten een duwtje in de rug: ‘je kunt het echt wel zelf’. Dat vind ik heel mooi.”

Bekijk hieronder een video met uitleg over het onderzoek en de SAM app.

SAM app @GGz Centraal

“De waakvlamvariant van HouVast is nu een erkende interventie”

Kinderen opvoeden is ingewikkeld. Zeker voor ouders met een licht verstandelijke beperking. Speciaal voor deze groep biedt de interventie HouVast uitkomst. Met steun van het Zorgondersteuningsfonds deed Middin onderzoek naar de waakvlamvariant van HouVast. Gedragskundige Inge van Wijk was daarbij betrokken. “Ouders zijn blij met de positieve insteek.”

“Voor gezinnen met een ouder – of beide ouders – met een licht verstandelijke beperking ontwikkelde de William Schrikker Groep de interventie HouVast. Goed genoeg ouderschap staat centraal, met oog voor de belangen van het kind. HouVast kent twee varianten: HouVast-intensief en HouVast-waakvlam, met als enige verschil de intensiteit van de ondersteuning. In de intensieve variant krijgt een gezin veel uren begeleiding, in de waakvlamvariant minder. Maar het gezin wordt wel ‘vastgehouden’. Wat goed gaat wordt ondersteund en hier en daar worden nog vaardigheden versterkt. En als het nodig is kan extra begeleiding snel weer worden ingevlogen. HouVast-i, de intensieve variant, was al uitgebreid onderzocht en theoretisch onderbouwd. Maar over de werking van HouVast-w, de waakvlamvariant, was minder bekend. Wij wilden HouVast-w graag onderzoeken en het Zorgondersteuningsfonds maakte dat mogelijk.”

Inge van Wijk

“We onderzochten of hulpverleners HouVast-w uitvoeren zoals bedoeld. Ook hebben we gekeken hoe hulpverleners en gezinnen HouVast-w ervaren en waarderen. Dat deden we via interviews en focusgroepen met hulpverleners en ouders. Dat was een tip die we van het Zorgondersteuningsfonds kregen toen we ons onderzoeksvoorstel indienden. Heel waardevol, anders hadden we bijvoorbeeld nooit van ouders gehoord hoe verschillend ze tegenover ‘bemoeien’ staan. Dat is een spanningsveld waarvan een hulpverlener zich goed bewust moet zijn.”

“Hulpverleners ervaren dat ze met HouVast-w partnerschap met de ouders kunnen opbouwen. De technieken van HouVast-w helpen daarbij. Ook zijn ze, net als de ouders, enthousiast over de positieve insteek van HouVast. Die maakt bijvoorbeeld dat eventuele zorgen makkelijker bespreekbaar zijn. Wel geven ouders aan dat er een klik met de hulpverlener moet zijn. Alleen dan ervaren ze de hulpverlener echt als steun, iemand die in hen gelooft en langere tijd oplossingsgericht meedenkt. Ze accepteren hun hulp dan graag, want net als andere ouders willen ze dat het goed gaat met hun kinderen.”

“Natuurlijk kunnen er altijd dingen beter. Zo bleek bijvoorbeeld dat nog niet alle technieken van de methode even vaak gebruikt worden. Die verbeterpunten nemen we nu mee, zodat we het gebruik van HouVast-w in de praktijk verder kunnen ontwikkelen. Kers op de taart is dat HouVast-w mede dankzij dit praktijkonderzoek nu erkend is als interventie. Daar zijn we trots op.”

Bekijk hieronder de videopresentatie over het praktijkonderzoek naar de werking van HouVast-w van Inge van Wijk en Marjan van Gameren.

“De kennis uit mijn opleiding komt op allerlei momenten van pas”

Goede samenwerking rondom de cliënt bevordert de kwaliteit van leven. In de opdrachten die Puck Damen voor haar master Innovatie in Zorg en Welzijn uitvoerde, stond samenwerking dan ook centraal. Maar ze leerde nog veel meer aan de Hogeschool Utrecht. Verbanden zien bijvoorbeeld, maar ook borgen en evalueren. Inmiddels is Puck bij Vanboeijen gepromoveerd van persoonlijk begeleider tot adviseur innovatie in de zorg.

“Ik vind het belangrijk dat mensen zichzelf blijven ontwikkelen. Persoonlijk motiveert het mij enorm als ik mezelf blijf uitdagen. Ik was dus blij met de kans om met steun van het Zorgondersteuningsfonds de master Innovatie in Zorg en Welzijn te doen. De opleiding was leerzaam en leuk. Je leert bijvoorbeeld om vanuit een helikopterperspectief naar zaken te kijken. En vervolgens verbanden te zien en verbindingen te leggen. Dan merk je pas hoe in een organisatie alles met elkaar samenhangt.”

Puck Damen

“Het begrip ‘samenwerken’ was een rode draad tijdens mijn opleiding. Een van mijn eerste opdrachten was een conceptanalyse. Ik koos natuurlijk voor ‘samenwerken’. Ik heb geleerd anders te kijken naar dit soort begrippen. ‘Samenwerken’ lijkt zo eenvoudig, maar er zit zoveel achter. Om goed samen te werken moet je met heel veel voorwaarden rekening houden. Voor mijn eindscriptie heb ik ingezoomd op de samenwerking tussen woonlocaties en dagbesteding. Uit mijn onderzoek kwam naar voren dat de verbinding tussen hen vaak ontbreekt. Doordat ze niet weten wat het werk van de ander inhoudt, hebben ze geen begrip voor elkaar. Door de coronacrisis heeft Vanboeijen nog niet echt iets met mijn bevindingen kunnen doen. Daarom is het extra mooi dat door de coronacrisis wél een verandering is opgetreden. Veel dagbestedingsmedewerkers werken nu op de woonlocaties, omdat de dagbestedingen dicht zijn. Zo ontstaat ongemerkt meer begrip.”

“Dankzij mijn opleiding heb ik nu een nieuwe functie bij Vanboeijen. Hiervoor was ik persoonlijk begeleider op de groep en besteedde ik een paar uurtjes per week aan innovatie. Nu werk ik 4 dagen per week als adviseur innovatie in de zorg. Ik kijk welke processen anders kunnen en welke innovaties voor ons nuttig kunnen zijn. Heel leuk vind ik het als medewerkers bij mij aankloppen met een vraag. Dan onderzoeken we samen wat het probleem is en welke interventie helpend kan zijn. En hoe we die interventie kunnen inzetten. Vervolgens borgen en evalueren we de interventie. Ook dat heb ik tijdens de master geleerd: als je niet reflecteert op wat je doet, weet je niet of je het gewenste effect hebt behaald. De kennis uit mijn opleiding komt op allerlei momenten van pas.”

“Opname thuis voor chronisch ernstig psychiatrische patiënten”

Minder autonomie, rolverlies en meer kans op terugval: voor psychiatrische patiënten zijn de nadelige gevolgen van een klinische opname groot. Beter is het opname te voorkomen. Dat is precies het doel van de Intensive Home Treatment (IHT). Met steun van het Zorgondersteuningsfonds onderzoekt Leon Klunder (29), psychiater in opleiding bij GGz Centraal, of de inzet van IHT-teams ook bij chronisch ernstig psychiatrische patiënten effect heeft.

“Intensive Home Treatment (IHT) bestaat al even. Een IHT-team biedt een soort opname thuis. En dat heeft grote voordelen. Er is minder autonomieverlies en patiënten kunnen hun andere rollen beter vasthouden. Want ze zijn niet alleen ‘patiënt’, maar ook buurvrouw of dochter of moeder of partner. De ervaringen met IHT zijn zo goed, dat we het nu ook bij de meer chronische groep willen inzetten: ernstig psychiatrische patiënten, met bijvoorbeeld schizofrenie of een bipolaire stoornis, die vaak langdurig instabiel zijn en vaker worden opgenomen. We willen dat wel zo doelmatig mogelijk doen. Met subsidie van het Zorgondersteuningsfonds onderzoeken we bij welke patiënten IHT zinvol is. En welke randvoorwaarden belangrijk zijn om het te doen slagen.”

Het IHT-team van GGZ Centraal

“Chronisch ernstig psychiatrische patiënten krijgen dan 6 weken opname thuis. Aan het begin, tussendoor en aan het eind nemen we vragenlijsten af, om inzicht te krijgen hoe goed of slecht het gaat. Ook brengen we de ‘startfactoren’ in kaart, bijvoorbeeld of er een systeem om de patiënt heen staat en of de patiënt werk heeft. Daarnaast maken we gebruik van de app Psymate. De app vraagt de patiënt 2 keer per dag hoe het gaat. Ook de mensen uit het systeem om de patiënt heen vullen de app in. Zij geven aan hoeveel tijd ze met de patiënt hebben doorgebracht en hoe zij vinden dat het gaat.”

“Uit al die data hopen we patronen te kunnen halen. Patronen die iets zeggen over het effect van IHT. En die duidelijk maken bij welke patiënten IHT wel of niet het verschil kan maken. Zodat we antwoord kunnen geven op vragen als ‘helpt IHT bij een patiënt met manisch depressiviteit?’ of ‘heeft IHT effect als er geen systeem om de patiënt heen staat?’. Ons doel is natuurlijk om ook bij chronisch ernstig psychiatrische patiënten opnamen te voorkomen. Want iedere opname maakt de kans op een volgende opname groter. Misschien kunnen we met IHT de kans op crises bij chronisch ernstig psychiatrische patiënten zelfs verkleinen. Want juist doordat ze thuis kunnen blijven , gaan ze minder achteruit. En kunnen ze dus langduriger op een prettige manier thuis wonen.”