AAN VRAGEN

“Ook psychiatrische patiënten willen prettige sociale contacten hebben”

Sociale contacten zijn belangrijk voor iedereen. In de begeleiding van psychiatrische patiënten is echter nog te weinig aandacht voor het opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk. Met steun van het Zorgondersteuningsfonds onderzoekt Barbara Montagne, klinisch psycholoog bij GGz Centraal, welke tools kunnen helpen.

“Contacten met familie, vrienden en kennissen: voor de meeste mensen is het vanzelfsprekend. Maar niet voor iedereen. Voor psychiatrische patiënten is het een enorme uitdaging om een gezond sociaal netwerk op te bouwen. En vervolgens ook te onderhouden. Dat komt deels door hun problematiek, maar ook doordat ze vaak al een tijd uit de maatschappij zijn. Toch wil ook deze doelgroep – net als ieder ander mens – prettige sociale contacten hebben!”

Barbara Montagne

“Met behandelaren en patiënten ben ik gaan kijken of de begeleiding voldoende aandacht heeft voor het sociale leven. Veel patiënten gaven aan dat de aandacht meestal naar iets anders uitgaat. Zeer begrijpelijk, maar het ontbreken van sociale contacten heeft wel invloed op hun kwaliteit van leven. Ook uit de literatuur blijkt dat veel behandelingen onvoldoende in staat zijn sociale aspecten mee te nemen. Voor mij was het duidelijk: hier moeten we iets mee.”

“Mijn onderzoeksveld is de sociale cognitie. Sociale cognitie gaat over hoe mensen de sociale wereld om hen heen zien en begrijpen. Uit de praktijk blijkt dat psycho-educatie en uitleg over sociale cognitie patiënten kunnen helpen om beter te begrijpen waarom sociale contacten stroef kunnen lopen. Eerder ontwikkelde ik een training over een specifiek onderdeel van de sociale cognitie: het herkennen van emotionele gezichten. Mijn eerste onderzoeksvoorstel was dan ook gericht op deze trainingsmethodiek. Maar dankzij de feedback van de programmacommissie van het Zorgondersteuningsfonds heb ik het nu over een heel andere boeg gegooid. In plaats van mijn onderzoek te richten op een door mij gekozen interventie – een training gericht op het herkennen van emoties – ga ik nu samen met patiënten en behandelaren zoeken naar oplossingen die aansluiten bij hun behoefte.”

“Ik begin met informatie ophalen bij patiënten en de teams. Vervolgens kijken we welke oplossingen haalbaar en praktisch uitvoerbaar zijn. En welke oplossingen patiënten willen proberen. Die oplossingen toetsen we in de praktijk, waarbij we nauwlettend volgen wat helpt en wat beter kan. Dit heet participatief actieonderzoek, een vorm van onderzoek die ik nog niet kende. Maar ik vind het wel ontzettend leuk! Maar nog belangrijker: met steun van het Zorgondersteuningsfonds kan ik nu 2 à 3 tools ontwikkelen die patiënten echt kunnen helpen hun dagelijkse sociale leven beter op de rit te krijgen.”