Patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening hebben specifieke palliatieve (terminale) zorg nodig. Die behoeften worden nog onvoldoende vervuld. Dat is zorgelijk, want jaarlijks overlijden zo’n 400 à 450 patiënten in psychiatrische instellingen in Nederland. Met steun van het Zorgondersteuningsfonds doet Els Smith, verpleegkundig specialist in opleiding bij GGz Drenthe, promotieonderzoek naar betere palliatieve zorg voor deze patiënten.
“Mijn promotieonderzoek borduurt voort op het boek ‘De helikopter van Viktor. Palliatieve zorg in de psychiatrie’ van Heidi de Kam en Hennie Kievit. Zij zijn collega’s bij GGz Centraal. Patiënten met een psychiatrische aandoening hebben in de palliatieve zorgfase andere, specifieke zorgvragen. Daardoor sluit de ‘gewone’ palliatieve zorg niet goed aan. Deze patiënten kunnen bijvoorbeeld minder goed voor zichzelf opkomen. Ook spelen angst en achterdocht een grote rol. Maar eigenlijk begint het al eerder. Ouderen met een ernstige psychiatrische aandoening hebben vaak hart- en vaatziekten of longaandoeningen. Doordat ze hun klachten niet goed kunnen aanvoelen of aangeven, wordt dat lang niet altijd herkend. Ook kunnen klachten, zoals pijn, zich anders uiten bij iemand met een psychiatrische aandoening.”
“Daar komt bij dat binnen de opleiding voor verpleegkundigen de nadruk vaak óf op de somatiek óf op de psychiatrie ligt, afhankelijk van de richting die iemand kiest. Hierdoor hebben psychiatrisch verpleegkundigen minder training in complexe, terminale somatische vragen en hebben somatisch verpleegkundigen juist te weinig kennis van de psychiatrie. Logisch, want het is gewoon lastig om beide specialismen bij te houden. Een patiënt met een psychiatrische aandoening heeft bovendien lang niet altijd iemand in de buurt die hem of haar goed kent, en kan helpen duiden hoe hij of zij zich voelt. Want het netwerk van een psychiatrische patiënt is vaak klein.”
“Met mijn promotieonderzoek wil ik bijdragen aan tijdige palliatieve zorg voor individuele patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening. Daarvoor ga ik eerst de huidige praktijk in kaart brengen. Hoe groot is de populatie eigenlijk? En welke zorg en ondersteuning krijgen patiënten en hun naasten nu? Om vervolgens te kijken wat de behoeften van de patiënten en hun naasten precies zijn. Ook wil ik onderzoeken waar de ondersteuningsbehoeften van hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg liggen. En wat is haalbaar in de praktijk? Op basis van al die kennis kunnen we onderzoeken hoe het komt dat we nu niet goed aansluiten op wat deze patiënten in hun laatste levensfase nodig hebben. Om vandaaruit de praktijk te verbeteren. Zodat meer ouderen met een ernstige psychiatrische aandoening betere zorg krijgen.”