Veel mensen met een verstandelijke beperking hebben voedings- en slikproblemen. Gelukkig kunnen logopedisten daarin goed adviseren. Maar in de praktijk worden hun adviezen vaak niet goed opgevolgd. Met steun van het Zorgondersteuningsfonds onderzochten Marloes Schüller-Korevaar en Susanna van der Woude, beiden logopedist bij Talant, hoe dat komt. “Goede borging en duidelijk communiceren zijn belangrijk.”
“Aan voedings- en slikproblemen kleven grote risico’s. Denk aan vocht in de longen, met longontsteking tot gevolg. Of mensen die overlijden omdat ze stikken in kauwbaar voedsel. Voedings- en slikproblemen kunnen ook obstipatie veroorzaken, wat weer kan leiden tot gedragsproblemen. Een paar jaar geleden hebben wij de slikpoli opgezet, om deze problemen meer boven tafel te krijgen. Volgens de literatuur heeft tot wel 90% van de mensen met een verstandelijke beperking een voedings- of slikprobleem. Wij zagen daarvan maar een enkeling. Vanuit de slikpoli geven we scholing aan begeleiders. We ontwikkelden een signaleringslijst, die de begeleiders nu elke 2 jaar voor elke cliënt invullen. Als daar bijzonderheden uitkomen, volgt een logopedisch onderzoek en geven we adviezen. Zoals een tweebordensysteem voor cliënten die te snel eten. Of een andere beker voor een cliënt die zich snel verslikt. Of het verdikken van dranken.”
“Hoe klein of groot onze adviezen ook zijn, ze dragen bij aan de kwaliteit van leven van de cliënt. Mits ze opgevolgd worden en dat gebeurde niet altijd goed. Met steun van het Zorgondersteuningsfonds hebben we gekeken hoe dat komt. We ontdekten onder andere dat de borging en de communicatie beter konden. Anders dan vroeger sturen we nu bijvoorbeeld reminders aan de begeleiders: of ze onze adviezen al in praktijk brengen. Ook geven we direct duidelijk aan dat de begeleider de adviezen moet delen met de verwanten en de dagbestedingslocatie van de cliënt. De adviezen zelf schrijven we stelliger op, met waar nodig een verwijzing naar het juiste IDDSI-niveau, de internationale standaard voor de vloeibaarheid en de textuur van drinken en eten. Zo kan er geen twijfel ontstaan. Verder hebben de adviezen een vaste plek in het ondersteuningsplan gekregen, zodat iedereen ze altijd kan terugvinden.”
“Maar het allerbelangrijkste resultaat is dat (het signaleren van) voedings- en slikstoornissen veel meer op de kaart staat. Begeleiders beseffen dat ze kennis missen en melden zich aan voor de scholingen. We krijgen veel meer vragen tussendoor. Ook de cliënten zijn er blij mee. Zij vinden het heel fijn dat we eten en drinken nu structureel observeren. De angst dat dit betuttelend zou overkomen of dat het hospitaliserend werkt, was ongegrond. En omdat we denken dat ook andere organisaties baat kunnen hebben bij onze bevindingen, delen we onze kennis graag en publiceren we binnenkort twee artikelen.”